Huub Nelis, oprichter van Young Works en mede auteur van het boek Puberbrein binnenstebuiten start met een korte inleiding in de ontwikkeling van de hersenen van pubers.
In de eerste fase ontwikkelt zich voornamelijk het achterste deel van de hersenen. Dit is het gedeelte dat ons helpt om te overleven. We leren hoe we aandacht moeten krijgen, onze hand moeten bewegen naar de mond om te eten, et cetera. In de leeftijd van 10 tot ongeveer 25 jaar ontwikkelt zich het middelste gedeelte. Alles wat we tussen onze 10e en 25e veel doen wordt hier opgeslagen, en maakt dat we hierin goed worden. De verbindingen in de hersenen worden dikker. Pas later ontwikkelt zich het voorste deel (de frontaal kwab) dat het regelcentrum van de hersenen is. Hierin zitten functies als plannen, korte termijn behoeftes kunnen uitstellen, inschatting maken tussen wat kan en niet kan (of zelfs gevaarlijk is), et cetera. Doordat dit pas op latere leeftijd zich ontwikkelt in de hersenen is dat precies de rede is waarom pubers dit niet goed. Ouders en docenten zullen ze hiermee moeten helpen.
Vanuit zijn onderzoek geeft Huub Nelis een aantal tips mee:
- Je hebt invloed - als ouder of docent denk je dat je amper invloed hebt op je kind of leerling. Toch is het belangrijk om grenzen te stellen, omdat pubers dit zelf niet kunnen. Zo ontstaat er een stemmetje in hun hoofd die zegt dat iets eigenlijk niet in de haak is. Hiermee vul je als ouder zeg maar de nog niet ontwikkelde frontaal kwab in.
- Positieve benadering - wees ten alle tijde positief. Kinderen en leerlingen zijn erg gevoel voor een positieve benadering. Vertel wat er goed ging, en diep dit uit: waarom wat het goed? en wat was het goede effect ervan? Te vaak wordt alleen maar verteld wat niet goed gaat.
- Bied structuur - stel regels, handhaaf de regels en vertel pubers wat je van ze verwacht. Niet alleen in het begin van het jaar, maar dag in dag uit. Ook hier vul je als ouder of docent de rol van nog niet ontwikkelde frontaal kwab.
- Creëer verbindingen - een positieve leeromgeving verhoogt de motivatie van de leerling. Een persoonlijke benadering waarmee je de leerling laat zien dat hij er mag zijn werkt echt.
De tweede keynote spreker is Drs. Metje Jantje Groeneveld, programmaleider Onderwijs bij Hiteq. Ze onderzocht de overeenkomsten en verschillen tussen de kenmerken van vmbo-ers, mbo-ers en de generatie Einstein door onderzoek te doen naar de leefwereld van de leerling.
De volgende resultaten werden uit het onderzoek gedestilleerd:
- Leerlingen proberen liever iets uit, dan dat ze uit een boek leren deels omdat een op de 5 leerlingen moeite heeft met lezen.
- Leerlingen hebben behoefte aan instructie. Zeker bij open opdrachten. In de vorm van beeld en niet in de vorm van tekst.
- Leerlingen vinden een goede docent iemand met vakkennis, goed moet kunnen uitleggen en aardig moet zijn.
- Leerlingen hebben behoefte aan structuur: Wat moet de leerling doen?, Hoe moet hij of zij dat doen? en wanneer moet het klaar zijn?
- Leerlingen geven aan dat ze moeite hebben om te leren als ze diverse media aan hebben staan. Denk hierbij aan radio, msn, Hyves, et cetera aan hebben staan tijdens het maken van huiswerk. Toch doen ze het, maar als docent kun je wel op dit al bestaande inzicht bij leerlingen aanhaken.
- Leerlingen kiezen hun school en baan dichtbij hun woonplaats.
- Leerlingen zijn op zoek naar zekerheid in de toekomst. Ze willen graag een echte vakman worden en hiermee veel geld verdienen, maar vooral ook een vast contract voor lange tijd. Dit laatste is in tegenstelling tot wat je van de generatie Einstein zou verwachten. Mogelijk is dit ingegeven door de huidige marktomstandigheden waarbij leerlingen meemaken dat bekenden ontslagen zijn.
Dit artikel is ook gepubliceerd op Innovatie in ICT en Onderwijs, klik hier om je op de RSS-feed te abonneren.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten